Men dacht lang dat als een groot Arabisch land uiteindelijk een vredesverdrag met Israël zou ondertekenen, het Arabisch-Israëlische conflict zou eindigen. Het vredesverdrag van 1979 tussen Egypte en Israël heeft deze illusie echter doorprikt. Daarenboven had het een pervers effect: het heeft andere landen en ook de Egyptische bevolking nog meer anti-zionistisch gemaakt.
In de jaren tachtig had men dan weer de hoop dat de Palestijnse erkenning van Israël het conflict zou oplossen. De totale mislukking van de Declaration of Principles in 1993 (beter bekend als de Oslo-akkoorden) hebben ook die hoop begraven.
Ehud Olmert (rechts) eiste (zonder succes) dat Mahmoud Abbas Israël zou erkennen als de joodse staat. |
Olmert was de slechtste premier van Israël, maar hier had hij absoluut gelijk in. De Arabisch-Israëlische diplomatie heeft zich moeten beziggehouden met een groot aantal problemen, terwijl het steeds wazig bleef rond de kern van het conflict: "Moet er een joodse staat zijn?" Onenigheid over het antwoord op deze vraag is het kernprobleem, en niet zozeer Israëls grenzen, zijn zelfverdediging, zijn controle over de Tempelberg, het waterverbruik, de woningbouw op de Westelijke Jordaanoever, diplomatieke relaties met Egypte, of het bestaan van een Palestijnse staat.
Palestijnse leiders reageerden met kreten van verontwaardiging; ze verklaarden dat zij "absoluut weigeren" om Israël te aanvaarden als een joodse staat. Ze deden zelfs alsof ze geschokt waren door het concept van een religieuze staat, hoewel hun eigen "Grondwet van de staat Palestina" (derde ontwerp), stipuleert dat "het Arabisch en de islam de officiële Palestijnse taal en godsdienst zijn." Olmerts inspanningen leidden nergens toe.
Bij de overname van het premierschap begin 2009 herhaalde Binyamin Netanyahu Olmerts stelling. Jammer genoeg nam de Obama-regering het Palestijnse standpunt over, waarmee men de Israëlische eisen opnieuw aan de kant zette. (In plaats daarvan richt men zich op de huisvesting voor de joden in Jeruzalem. Over de 'kern van de zaak' gesproken!)
Palestijnse politici wijzen dus het joodse karakter van Israël af, maar hoe zit het met het Palestijnse publiek en meer bepaald: de Arabische en islamitische bevolking? Enquêtes en andere bewijzen geven aan dat gemiddeld 20 procent Israël aanvaardt, zowel nu als tijdens de periode van het Britse mandaat, en zowel de moslims in Canada als de Palestijnen in Libanon.
Om meer te weten te komen over de huidige opinie van het Arabische volk, vroeg het Middle East Forum aan Pechter Middle East Polls om een simpele vraag te stellen aan telkens een duizendtal volwassenen in vier verschillende landen: "[Uw staat] is islamitisch; zou u, onder de juiste omstandigheden, Israël accepteren als joodse staat?" (In Libanon werd de vraag een beetje anders gesteld: "De meeste staten in het Midden-Oosten zijn islamitisch; zou u, onder de juiste omstandigheden, Israël accepteren als joodse staat?")
De resultaten: 26 procent van de Egyptenaren en 9 procent van de ondervraagde Saoedi's in stedelijke gebieden antwoordden (in november 2009) bevestigend, net als 9 procent van de Jordaniërs en 5 procent van de Libanezen (april 2010).
De opiniepeilingen toonden een brede consensus ongeacht beroep, sociaal-economische positie en leeftijd. Zonder duidelijke reden accepteerden in Egypte meer vrouwen en in Saoedi-Arabië en Jordanië meer mannen een joods Israël ten opzichte van het andere geslacht. In Libanon werd tussen mannen en vrouwen geen verschil opgetekend. Er zijn echter enkele andere belangrijke verschillen: zoals men in Libanon had kunnen verwachten accepteerde 16 procent van de (grotendeels christelijke) Noord-Libanezen een joods Israël, in tegenstelling tot slechts 1 procent in de (grotendeels sjiitische) Bekaa-vallei.
Maar belangrijker is het afzetten van deze resultaten tegen de bevolkingsgrootte (Egypte: 79 miljoen, Saoedi-Arabië: 29 miljoen, Jordanië: 6 miljoen en Libanon: 4 miljoen). Dat geeft een totaal gemiddelde van 20 procent dat een joods Israël accepteert en bevestigt dus de resultaten van eerdere enquêtes en bevragingen.
Hoewel 20 procent een kleine minderheid vormt, geeft de continuïteit in tijd en ruimte van dit resultaat enige hoop. Het feit dat een vijfde van de moslims, Arabieren en Palestijnen Israël als joodse staat accepteert, geeft aan dat ondanks bijna een eeuw van indoctrinatie en intimidatie, er nog steeds een basis aanwezig is voor de oplossing van het Arabisch-Israëlische conflict.
'Would be-vredestichters' moeten hun inspanningen richten op het vergroten van de omvang van deze gematigde minderheid. De toename van deze minderheid van 20 procent tot bijvoorbeeld 60 procent, zou een ingrijpende verandering van de politiek van het Midden-Oosten tot gevolg hebben, en het zou Israël wegtrekken uit de overdreven rol die het nu in de hoofden van menig moslim speelt. Het zou dus de volkeren van deze geplaagde regio bevrijden, zodat ze hun échte problemen kunnen aanpakken: niet het zionisme, maar die 'andere kleine problemen' zoals autocratie, wreedheid, wreedheid, samenzweerderigheid, religieuze onverdraagzaamheid, apocalyptiek, politiek extremisme, vrouwenhaat, slavernij, economische achterstand, braindrain, kapitaalvlucht, corruptie en droogte.