Robert Alexander Stewart Macalister (1870-1950) |
Zoals verscheidene auteurs (Aryeh L. Avneri, Joan Peters, Fred M. Gottheil) hebben aangetoond, nam de niet-Joodse bevolking van Palestina zienderogen toe omwille van de vele migranten die kwamen werken voor de Zionistische onderneming. Maar het loont tevens de moeite waard dat, zelfs nog vooraleer de immigratie op gang kwam, dit kleine territorium reeds van in het begin gevuld was met een groot verscheidenheid aan volkeren.
De befaamde Encyclopædia Britannica, 11de editie uit de jaren 1910/11, die ook de Britse verovering van het gebied voorafging, biedt een kleurrijke informatie over al deze volkeren. De bijdrage Palestine in deel 20 van de Ierse archeoloog Robert Alexander Stewart Macalister, beschrijft Palestina
als de strook land die zich uitstrekt van de oostelijke oever van de Middellandse Zee van de monding van de Litani (rivier)... naar het zuiden toe... een kleine afstand ten zuiden van Gaza... Oostwaarts... de lijn van de bedevaartweg van Damascus naar Mekka is de meest geschikte mogelijk grens. (p. 601)
Deze kaart toont wat bedoeld wordt (in moderne termen, min ogf meer het noorden van Israël en het noordwesten van Jordanië) met Palestina:
Kaart van Palestina, Encyclopedia Britannica, 11de editie, deel 20, pagina 602. |
Macalister's sectie over de bevolking van Palestina benadrukt de diversiteit:
De bewoners van Palestina zijn samengesteld uit een groot aantal elementen, die sterk verschillen in etnologische affiniteiten, taal en religie. Het is wellicht interessant om te vermelden, ter illustratie van hun heterogeniteit, dat in het begin van de 20ste eeuw een lijst werd opgesteld, met maar liefst 50 talen die in Jeruzalem werden gesproken, door een groep mannen die vanwege hun diverse officiële posities konden beschikken over nauwkeurige informatie omtrent dit onderwerp.
Een voetnoot voegt eraan toe dat enkel 30 talen regelmatig worden gebruikt maar ook dat is "een aanzienlijk aantal... om de kosmopolitische natuur van de stad aan te geven." Deze complexiteit maakt het "geen eenvoudige taak om bondig maar tegelijkertijd met voldoende volledigheid de etnologie van Palestina te beschrijven," van wie de bevolking Macalister ruwweg schat op 650.000 mensen. Desalniettemin gooit hij zich in een samenvatting van 850 woorden die hier in hun geheel worden weergegeven, met extra paragrafen ingevoegd voor de leesbaarheid:
Er zijn twee klassen waarin de bevolking van Palestina kan worden ingedeeld - de nomadische en de sedentaire. Eerstgenoemde is vooral kenmerkend voor Oost-Palestina, hoewel West-Palestina ook haar volledige aandeel bevat. De zuivere Arabische afkomst van de bedoeïenen wordt herkend in hun onderlinge gesprekken doorheen het land, het woord "Arabisch" wordt bijna beperkt tot aanduiding van deze zwervers en is zelden van toepassing op de bewoners in steden en dorpen.
Er moet opgemerkt worden dat er nog een derde, volledig onafhankelijke nomadenvolk bestaat, de algemeen verachte Nowar [Nawar], die vergelijkbaar zijn met de zigeuners en zwervers in de Europese landen. Deze mensen leven in de armste omstandigheden en leven van smederij; zij spreken onder elkaar een Roma-dialect waarvan de woordenschat doorspekt is met Arabische woorden.
De EB handelt snel de sedentairen af:
De sedentaire bevolking van de plattelandsdorpen - de fellahin, of landbouwers - zijn in het algemeen vergeleken niet gemengd; maar de sporen van verschillende binnendringende stammen laten zich gelden. Het is absoluut niet onredelijk om te veronderstellen dat er een fundamenteel Kanaänitisch element zit in deze populatie: deze "houthakkers en waterdragers" blijven vaak ongestoord door opeenvolgende bezettingen van een land; en er is een opmerkelijke overeenkomst tussen veel van de moderne fellahin en skeletten van vroegere bewoners, die zijn teruggevonden in de loop van opgravingen.
De focus ligt op de golven van buitenlandse kolonisatie:
Nieuwe elementen kwamen zonder twijfel binnen onder de Assyrische, Perzische en Romeinse dominantie en in meer recente tijden is er veel contaminatie geweest.
De verspreiding van de Islam introduceerde een zeer aanzienlijke Neo-Arabische infusie. Die uit Zuid-Arabië kwamen stonden bekend als de Yaman-stam, die uit Noord-Arabië de Kais (Qais). Deze twee divisies werden geabsorbeerd door de vorige boerenbevolking en bestaat nominaal nog steeds; tot het midden van de 19de eeuw waren ze een vruchtbare bron van ruzies en bloedvergieten. De twee grote clans waren verder onderverdeeld in gezinnen, maar deze kleine divisies werden ook geleidelijk aan afgebroken. In de 19de eeuw voegde de kortstondige Egyptische regering een nieuw element van het land toe aan de bevolking dat nog steeds bestaat in de dorpen. Deze nieuwkomers hebben zich niet volledig geassimileerd met de dorpelingen bij wie ze onderdak hebben gevonden; de laatsten verachten hen en ontmoedigen gemengde huwelijken.
Dorpen bevatten soms christenen:
Sommige van de grotere dorpen - in het bijzonder Bethlehem - die altijd onder de invloed van het christendom stonden, en met de ontwikkeling van de industrie, zijn relatief welvarend geworden, kennen tastbare resultaten van deze gelukkigere omstandigheden die een hogere standaard vertonen, die zichtbaar is aan de lichaamshouding bij de mannen en aan het persoonlijke optreden onder de vrouwen. Het is niet ongewoon om in populaire geschriften deze superioriteit toe te schrijven aan een stam van kruisvaarders - een theorie die niemand graag hoort die weet tot welke ellende dit snel heeft geleid onder de gemengde afstammelingen van de kruisvaarders, als gevolg van hun immorele leven en hun onwetendheid van minimale sanitaire voorzorgen die noodzakelijk zijn in een moeilijk klimaat.
De steden zijn meer divers:
De bevolking van de grote steden is veel complexer van aard. In elk is er vooral een sterk Arabisch element, meestal bestaande uit leden van belangrijke en rijke gezinnen. Zo is een groot deel van de lokale invloed in de handen van de familie van El-Khalidi, El-Husseini en één of twee anderen waarvan hun voorouders getraceerd werden tot de helden uit de vroege dagen van Islam in Jeruzalem. Het Turkse element is zwak en bestaat uitsluitend uit ambtenaren die individueel werden uitgezonden vanuit Konstantinopel. Er zijn zeer grote aantallen afkomstig uit de mediterrane landen, met name uit Armenië, Griekenland en Italië die voornamelijk van de handel leven. De buitengewone ontwikkeling van de Joodse kolonisatie heeft sinds 1870 een revolutie gebracht in de balans van de bevolking in sommige delen van het land, vooral in Jeruzalem.
De invloed van het Zionisme met die ene zin beschrijvend, schrijft de Encyclopædia Britannica verder over de vele andere volkeren in de regio:
Er zijn enkele bewoners in het land van de meer oostelijke delen van Azië - los van de de Turkmeense nederzettingen in de Jaulan, een aantal van de Perzen en een vrij grote Afghaanse kolonie die zich sinds 1905 heeft gevestigd in Jaffa. De Mutāwileh (Motawila), die de meerderheid van de inwoners van de dorpen ten noordwesten van Galilea uitmaken, zijn waarschijnlijk reeds lang ingeweken immigranten uit Perzië. Sommige stammen van Koerden wonen in tenten en hutten in de buurt van Hula Meer [aan de voet van de Hermonberg in het uiterste noorden van Israël; vert.]
Indien de inwoners van de talloze monastieke inrichtingen worden uitgesloten, blijken er relatief weinig afkomstig te zijn uit Noord- of West-Europa: de kolonies van de Duitse "Tempeliers" zijn misschien wel de belangrijkste. Er moet vermeld worden een Bosnische kolonie die werd opgericht in Caesarea Palestina, en de (Circassische) Beloetsji nederzettingen die daar door de Turkse regering werden geplaatst in bepaalde centra van Oost-Palestina met het doel om de in vloed van de Bedoeïenen aan banden te leggen: de laatste werden ook aangetroffen in Galilea. Er was vroeger een groot Soedanees en Algerijns element in de populatie van sommige van de grote steden, maar hun aantal is aanzienlijk afgenomen sinds het begin van de 20ste eeuw: de Algerijnen echter handhaven zich nog steeds in delen van Galilea.
De meest interessante van alle niet-Arabische gemeenschappen in het land, is echter zonder twijfel de Samaritaanse sekte in Nabloes (Shechem); een geleidelijk verdwijnende groep die een zelfstandig bestaan leidt sinds zij daar voor het eerst werd gevestigd door de Assyriërs om het dorre land te bezetten dat werd achtergelaten na het krijgsgevangenschap van het Koninkrijk Israël. (blz. 604)
Samaritanen uit Nabloes. |
Dit overzicht van Palestina noemt maar liefst 20 buitenlandse etnische groepen naast de inheemse fellahin (landbouwers) en de Joden: Assyrische, Perzische, Romeinse, Arabische, Kruisvaarders, Nawar, Arabische, Turkse, Armeense, Griekse, Italiaanse, Turkmeense, Motawila, Koerdische, Duitse, Bosnische, Circassische, Soedanese, Algerijnse en Samaritaanse origines.
Dus, genoeg met die nonsens dat de Palestijnen allen afstammen van een antiek volk dat terug gaat tot de Jebusiten. De Arabisch Palestijnse identiteit dateert pas nadat deze encyclopedie werd geschreven, met name het jaar 1920. (31 juli 2016)